De rol van APOE bij frontotemporale dementie vastgesteld bij patiënten met Amyotrofische Laterale Sclerose

05-04-2016

Adriano Chiò, MD; Maura Brunetti, BSc; Marco Barberis, BSc; Barbara Iazzolino, PsyD; Anna Montuschi, PsyD; Antonio Ilardi, MD; Stefania Cammarosano, MD; Antonio Canosa, MD; Cristina Moglia, MD, PhD; Andrea Calvo, MD, PhD

ABSTRACT

Belang - Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS ) is een heterogene aandoening met een brede waaier van cognitieve functies die daarbij een rol spelen. De mechanismen van die heterogeniteit zijn nog steeds grotendeels onbekend, maar genetische varianten zouden kunnen bijdragen tot deze variabiliteit.

Doel - Nagaan wat de impact van het apolipoproteïne E (APOE) en de C9ORF72-genotypes is bij cognitieve stoornissen, bij een reeks van Italiaanse ALS-patiënten op bevolkingsniveau.

Ontwerp, setting en deelnemers - De 504 ALS-patiënten woonachtig in Piemonte (Italië), waarbij de diagnose werd gesteld tussen 1 januari 2009 en 31 december 2013 en die werden geïdentificeerd via het ALS-register van Piemonte en Valle d’Aosta, kwamen in aanmerking om deel te nemen aan het onderzoek. De controlegroep bestond uit 223 personen van hetzelfde geslacht en dezelfde leeftijd, geïdentificeerd via de huisartsen van de patiënten. De gegevensanalyse vond plaats tussen 1 juni en 31 december 2014.

Voornaamste resultaten en metingen - De aanwezigheid van APOE en C9ORF72-genotypes werd beoordeeld. De patiënten werden ingedeeld volgens hun cognitieve stoornissen: ALS-patiënten met normale cognitieve vaardigheden, ALS-patiënten met frontotemporale dementie (FTD), ALS-patiënten met stoornissen in uitvoerende en niet-uitvoerende functies en ALS-patiënten met gedragsmatige stoornissen.

Resultaten - Van de 504 patiënten namen er 357 (70,8%) deel aan het onderzoek (154 vrouwen en 203 mannen). Bij aanvang bedroeg hun gemiddelde leeftijd 64,8 jaar (SD: 10,2) en 37 onder hen hadden een C9ORF72-herhalingsuitbreiding. Via cognitieve testen kwam aan het licht dat 184 patiënten (51,5%) ALS hadden in combinatie met normale cognitieve vaardigheden, 51 personen (14,3%) hadden ALS met FTD, 103 ALS-patiënten (28,9%) hadden stoornissen in uitvoerende en niet-uitvoerende functies en 19 patiënten (5,3%) hadden ALS in combinatie met gedragsmatige stoornissen. Wat betreft de distributie van APOE-haplotypes kon men niet spreken van een aanzienlijk verschil tussen patiënten en controlepersonen of tussen patiënten met verschillende soorten cognitieve stoornissen. Volgens multivariate logistische regressie was de aanwezigheid van C9ORF72-herhalingsuitbreidingen de belangrijkste bepalende factor voor FTD (odds ratio: 13,08; 95% CI, 4,75-36,02; P < 0,001). De aanwezigheid van allel APOE ε2 verhoogde echter ook fors het risico op FTD (odds ratio, 2,61; 95% CI, 1,14-6,10; P = 0,03). De aanwezigheid van allel APOE ε4 had geen invloed.

Conclusies en relevantie - C9ORF72-herhalingsuitbreidingen hebben de belangrijkste rol in het verhoogd risico op cognitieve stoornissen bij ALS-patiënten; het allel APOE ε2 verhoogt, in mindere mate, ook het risico op FTD. Deze onderzoeksresultaten benadrukken dat het belangrijk is om rekening te houden met de genetische achtergrond van ALS-patiënten, wanneer de mogelijke invloed van genetische modifiers wordt onderzocht.

 

Vertaling: Barbara Bastiaansen

Bron: Jama Neurology

Share