Bert

← ga terug naar Getuigenissen pALS

ALS Broer…

Het miezerde melancholie op deze late novemberdag. De treurwilg boog zich over de graven om ze te beschermen tegen de opdringerigheid van de levenden. Markus ging naar het graf van zijn vader en zijn broer. Het was zijn gewoonte om elk jaar naar het kerkhof te gaan om zijn broer te groeten, maar dan het liefst op dagen dat het kerkhof leeg was. De eerder holle traditie om met Allerheiligen het graf te bezoeken en op te fleuren stootte hem af. Zelfs op deze dag was schone schijn soms sterker dan de pijn om wie er niet meer was.

Staande voor het sobere graf liet Markus de tijd terugkomen en dacht hij aan zoveel jaren samen naar school. Hij had het niet altijd leuk gevonden voor zijn jongere broer te moeten instaan op school, ervoor verantwoordelijk te zijn als het misging. Zoals op die eerste, uitgeregende dag in september toen Bert voor het eerst naar de grote school ging en Markus met vrienden was teruggekomen in plaats van met zijn broer. Daar had hij zich schuldig om gevoeld.

Markus miste Bert, geboren op een sinterklaasdag. Een mooi geschenk voor een vierjarig kind. Hij miste niet zozeer Berts technische vaardigheid die Markus vreemd was. Bert sleutelde al wat gebroken was recht en laste het tot perfectie. Hij miste vooral het samenzijn, zijn geluk, zijn vrede met wat komen moest, Berts liefde voor zijn gezin, het geluk dat hem uiteindelijk maar kort gegund zou zijn. Zo close waren ze en toch zo verschillend. Als kind worden verschillen uitvergroot maar eens volwassen geworden kunnen die verschillen uitgroeien tot complementariteit. Wat betekent het een broer, een zus te hebben? Ieder gaat zijn eigen weg en toch komen wegen soms weer samen, voor even, bij vreugde en bij verdriet rondom een tafel, gedekt met herinneringen.

Jaren terug – sommige herinneringen blijven met elk detail in je geheugen gegrift, - kwam de onheilstelefoon, met de in verwarring gesmoorde stem van zijn zus dat er iets gaande was, maar wat? Markus kreeg het eerlijke verhaal te horen hoe Berts lichaam hem langzaam in de steek zou laten tot alleen nog de scherpe geest zou overblijven. Markus herinnerde zich hoe hij gedurende de lange terugweg in de auto verdoofd was door het nieuws. Hij betrapte er zich op dat hij ook dacht aan wat dat voor hem zou betekenen. Hoe zou hij zijn broer onder ogen komen nu hij het wist? Hoe zou het zijn elkaar de eerste keer te ontmoeten in de wetenschap van een beperkte, voorspelbare toekomst? ALS. Van die ziekte had hij nog nooit gehoord en hij zou er nooit (willen?) in slagen te onthouden waar die Engelse afkorting voor stond. Misschien voor iets als ‘nog kort te leven’…Veertig nog maar… Een moedige vrouw, fijne kinderen, wat nu?

Vreemd genoeg viel die eerste keer mee. Bert had een familiefeest georganiseerd, het eerste in een lange reeks. Nog altijd gaan de feesten door waarbij Bert de eerste afwezige werd. Hij zou de verhalen missen van zoveel kinderen en kleinkinderen… Markus vindt familiefeesten noodzakelijke herinneringen om te weten waar je vandaan komt, bij wie je hoort, maar tevens ook bronnen van melancholie…

Die eerste keer erna: Markus ziet het nog voor zich. Zijn broer - er was van de ziekte nog niets te bespeuren – nam hem mee naar een uithoek van het uitgestrekte domein. Ze wandelden, wat langzamer dan vroeger weliswaar, over het grindpad langs het tuinhuisje waar een nutteloos bankje op hen te wachten stond. Daarvoor voelden ze zich nog te jong en ‘schijnbaar’ te gezond. Bert vertelde, als in een objectieve lezing, over de ziekte, hoe hij wist wat er zou komen, over de jaren, maanden, dagen die er nog restten. En dat hij alles zo gewoon mogelijk wou laten verlopen. Voor zijn vrouw, voor zijn kinderen, voor zichzelf. Hij wou, met zijn gezin, de regisseur van het eigen leven zijn, wij (zijn broer en zussen) de figuranten. Hij wou niet dat iemand hem zei wat te doen. Die afspraak was gemakkelijk te maken maar niet altijd even gemakkelijk uit te voeren.

Het verhaal van Bert, mijn broer, is een verhaal van moed en liefde dat nooit het mijne zou kunnen zijn. Dus ook het verhaal van wie ik blijvend zal missen. Nooit zal ik met hem nog kunnen spreken van broer tot broer, omdat zijn leed –in mijn ogen- veel te groot was in vergelijking met mijn problemen. Maar wellicht was er genoeg ruimte om alles in onder te brengen. Hoe kleiner de lichamelijke ruimte, hoe groter het hart? Van Markus’ enige broer blijft een herinnering van naar elkaar toegroeiende intimiteit, van respect en broederliefde.

Meest pijnlijk was het bezoek van de pastoor. Bert, die zijn open geloof koesterde, was ondertussen al beperkt in zijn spraakvermogen en was de laatste rechte lijn ingegaan. De pastoor, geschoold in zinloze troost, gaf aan wat Bert allemaal kon doen als hij weer beter zou zijn. Maar die opium weigerde Bert. Hij gaf de klokkenluider van de hemel te verstaan dat ‘beter’ niet meer bestond was en dat de weg terug afgesneden was, voorgoed.

Hoe vertel je een moeder dat haar zoon door zijn lichaam in de steek gelaten wordt? Dat de zenuwen uiteindelijk elk bevel tot uitvoering zullen weigeren. Het bracht Markus en zijn moeder dichter bij elkaar. Ze konden aan elkaar het verhaal kwijt over gevoelens van onmacht, over de eeuwige waarom-vraag? Ze hielden wel eens elkaars hand vast. Ze zou twee keer zo oud worden als Bert maar getekend worden door vergeten. Maar toen ze nog de moeder was zoals Markus ze zich wilde herinneren, aanvaardde ze wat kwam, mede omdat Bert aanvaardde wat niet te aanvaarden is.

Markus nam afscheid van de boerderij – waar de slaapkamer met het ruime tweepersoonsbed van hem en zijn broer reeds was verdwenen - met in zijn hoofd het aandenken gefotografeerd. Hij laat zijn moeder achter bij de zorg van een zus die waakt over haar. Het leven omgekeerd: kinderen die voor ouders zorgen. De generaties verkeerd. De geest vol met spinnenwebben en spinnen die herinneringen leeg zuigen tot er niets meer is. Weet je nog, moeder, van Bert? Hij is voor jou ALS zoon, mijn ALS broer.

- Wilfried VANNESTE

 

Bron: Nieuwsbrief 153 – juli, augustus, september 2011

Share